Naleving van de wettelijke vervaltermijnen
Wettelijk gezien moeten werkgevers de bijdragen voor een bepaald kwartaal een maand na het einde van dat kwartaal betalen.
De volgende grafiek toont het percentage van bijdragen dat op de wettelijke vervaldatum was betaald.
Percentage bijdragen betaald op de wettelijke vervaldag
Trimester |
Percentage |
2014/1 |
97,30.% |
2014/2 |
97,12.% |
2014/3 |
98,60.% |
2014/4 |
97,50.% |
2015/1 |
97,37.% |
2015/2 |
97,49.% |
2015/3 |
98,90.% |
2015/4 |
97,74.% |
2016/1 |
97,79.% |
2016/2 |
97,79.% |
2016/3 |
99,84.% |
2016/4 |
99,36.% |
2017/1 |
97,97.% |
2017/2 |
97,87.% |
2017/3 |
98,91.% |
2017/4 |
98,01.% |
2018/1 |
97,81.% |
2018/2 |
96,71.% |
2018/3 |
98,07.% |
2018/4 |
97,60.% |
2019/1 |
97,83% |
2019/2 |
96,84% |
2019/3 |
97,98% |
2019/4 |
97,86% |
2020/1 |
97,90% |
2020/2 |
94,91% |
2020/3 |
|
2020/4 |
|
We hebben sinds begin 2014 een aantal aspecten van de inning (in de minnelijke fase) aangepast: we doen oproepen voor de betaling van voorschotten, we benaderen werkgevers in moeilijkheden proactief, onze documenten zijn duidelijker gemaakt... Deze inspanningen hebben we de voorbije jaren voortgezet, ook in 2019.
Het rendement van de inning van de bijdragen op de wettelijke vervaldag ligt tussen 96,8% en 98%.
Het rendement van de inning op 6 maanden na de wettelijke termijn is de afgelopen jaren gestegen tot 99,5%.
Wanneer de RSZ een aangifte corrigeert, heeft de werkgever een maand om de wijziging te betalen. De volgende grafiek toont per kwartaal het percentage wijzigingen dat binnen de vooropgestelde termijn werd betaald.
Percentage wijzigingen betaald op de vervaldag
Trimester |
Percentage |
2014/1 |
85,20.% |
2014/2 |
90,97.% |
2014/3 |
91,70.% |
2014/4 |
92,10.% |
2015/1 |
91,00.% |
2015/2 |
94,10.% |
2015/3 |
92,60.% |
2015/4 |
93,76.% |
2016/1 |
90,57.% |
2016/2 |
91,42.% |
2016/3 |
88,52.% |
2016/4 |
92,51.% |
2017/1 |
93,50.% |
2017/2 |
91,62.% |
2017/3 |
93,68.% |
2017/4 |
89,95.% |
2018/1 |
90,55.% |
2018/2 |
94,17.% |
2018/3 |
88,97.% |
2018/4 |
95,49.% |
2019/1 |
90,62% |
2019/2 |
92,84% |
2019/3 |
91,66% |
2019/4 |
95,43% |
2020/1 |
87,41% |
2020/2 |
82,81% |
2020/3 |
98,87% |
2020/4 |
97,01% |
De werkgevers vertonen niet hetzelfde betaalpatroon voor de wijzigende berichten als voor de kwartaalbijdragen: het percentage gewijzigde bijdragen dat in 2019 betaald werd, is identiek gebleven aan dat van 2018 (93%). De resterende 7% maakt het voorwerp uit van een administratieve invordering.
In 2020 is het rendement met 1% verminderd. Ook hier zien we de gevolgen van de COVID-crisis.
Het lagere rendement van de inning voor dit type bijdragen in vergelijking met de aangegeven bijdragen hangt samen met het hogere aantal betwistingen van de ambtshalve wijzigingen.
Minnelijke afbetalingsplannen
Als een werkgever betalingsmoeilijkheden ondervindt, dan houden wij daar rekening mee: er kan over een minnelijk afbetalingsplan worden onderhandeld om gerechtelijke vervolging – en de kosten die daarmee gepaard gaan – te vermijden.
De volgende grafiek geeft per jaar een beeld van het aantal aanvragen voor een minnelijk afbetalingsplan.
Aantal aanvragen voor een minnelijk afbetalingsplan
Jaar |
Aantal |
2012 |
10.722 |
2013 |
11.115 |
2014 |
13.017 |
2015 |
12.067 |
2016 |
11.466 |
2017 |
18.727 |
2018 |
20.928 |
2019 |
23.806 |
2020 |
24.755 |
De mogelijkheid van een minnelijk afbetalingsplan bestaat sinds 2006. Deze oplossing was eerst voorzien bij tijdelijke (niet-structurele) betaalmoeilijkheden. Eind 2016 is de mogelijkheid uitgebreid tot gevallen waar er zich wel structurele moeilijkheden voordeden. Sinds eind 2016 streven we ernaar om invordering via dwangbevel zoveel mogelijk te vermijden. De stijgende tendens in de minnelijke afbetalingsplannen die voor het eerst werd vastgesteld in 2017, zet zich verder tot in 2020. Voor een deel van de werkgevers verving de toekenning van het uitstel tot 15 december 2020 de noodzaak om een minnelijk afbetalingsplan aan te vragen. Daardoor is de verhoging van het aantal aanvragen tot minnelijke afbetaling beperkt gebleven.
Daarnaast stellen we ook vast dat de bedragen waarvoor een minnelijk afbetalingsplan werd aangevraagd verdubbeld zijn.
Minnelijke afbetalingsplannen bewaken
Om de afbetalingsplannen doeltreffend te houden, waken wij over de bedragen die wij werkelijk hebben geïnd binnen de voorwaarden van het plan.
De volgende grafiek toont voor de afgelopen jaren welk percentage van de verschuldigde sommen bij minnelijke afbetalingsplannen wij ook werkelijk hebben geïnd.
Minnelijke afbetaling: percentage van de verschuldigde bedragen dat is geïnd
Jaar |
Percentage |
2012 |
74,89% |
2013 |
79,3% |
2014 |
84,70% |
2015 |
81,76% |
2016 |
81,36% |
2017 |
77,35% |
2018 |
79,09% |
2019 |
79,08% |
2020 |
24,97% |
Een strikte opvolging en begeleiding, en de voorwaarde van tijdelijke moeilijkheden, zorgden ervoor dat de ondernemingen de gestelde betalingstermijnen beter aanhielden en naleefden.
Sinds 2016 zijn de omstandigheden gewijzigd: er wordt veel meer teruggegrepen naar afbetalingsplannen om terugvorderingen via dwangbevel te voorkomen. De diensten moesten zich reorganiseren om zich deze nieuwe werkwijze eigen te maken.
Het rendement van de inning is gedaald met 4% in 2017 tegenover 2016. De personeelsversterking en de reorganisatie van het werk hebben tegelijk geleid tot een betere ondersteuning van de werkgever en tot een lichte stijging van het rendement in 2018 (+2% ten opzichte van 2017). Het rendement heeft zich in 2019 gestabiliseerd op een percentage van 79%.
De cijfers van 2020 vertegenwoordigen geen normaal jaar wat betreft het rendement van de inning. In het kader van de coronapandemie heeft de regering uitstel van betaling toegekend onder de vorm van minnelijke betaaltermijnen tot 15 december 2020. Ook hier zijn de moeilijkheden waarmee de werkgevers geconfronteerd worden duidelijk zichtbaar.