De hier gepresenteerde gegevens voor 2021 en de jaren daarvoor houden voor de eerste keer rekening met de informatie in verband met werknemers die bij de lokale overheidsdiensten worden tewerkgesteld. Vóór 31 december 2016 vielen zij onder de bevoegdheid van de DIBISS.
De gevolgen van de verminderingen van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid zijn niet eenvoudig te meten. Alleen met een combinatie van econometrische modellen en onderzoeken bij werkgevers zou het mogelijk zijn om het netto-effect van de verminderingen op de werkgelegenheid te bepalen.
Doelgroepverminderingen gaan namelijk soms gepaard met perverse effecten, zoals:
- deadweighteffecten: een werkgever werft iemand aan die beantwoordt aan de vereisten van een bijdragevermindering, enkel om de vermindering te krijgen;
- substitutie-effecten: een werkgever vervangt een werknemer voor wie hij geen bijdragevermindering krijgt, door iemand voor wie hij er wel een krijgt.
De gegevens in dit verslag gaan net als de tijdreeksen gepubliceerd in de rubriek Statistieken van de RSZ-website over de aangevraagde verminderingen zoals we die hebben geregistreerd in onze databanken. Sommige van die verminderingen zijn nog niet getoetst aan informatie uit andere bronnen.
Ter herinnering: in 2014 zijn wetswijzigingen in voege getreden die enkele bijzondere verminderingen integreerden in het systeem van de geharmoniseerde bijdragevermindering. Dat bevat zowel een structurele als een doelgroepcomponent. Naar aanleiding van deze wijziging worden sinds 2014 ook de gegevens rond gesubsidieerde contractuelen bekendgemaakt.
De gegevens voor 2021 zijn afgesloten halverwege maart 2022.
Aandeel van de doelgroepverminderingen in aantal betrokken werknemers
De volgende tabel toont hoe de aangevraagde doelgroepverminderingen zich in 2021 tot elkaar verhielden. De cijfers verwijzen naar het aantal werknemers (voltijdse equivalenten of ‘VTE’) per doelgroep.
Aandeel aangevraagde doelgroepverminderingen in aantal betrokken werknemers (VTE) voor 2021
Type bijdragevermindering |
Percentage |
Vermindering voor oudere werknemers |
44.914 % |
Vermindering bij aanwerving van langdurig werkzoekenden |
1,539 % |
Vermindering bij wedertewerkstelling van met herstructurering geconfronteerde werklozen |
0,001 % |
Vermindering bij de aanwerving of de tewerkstelling van jonge werknemers |
3,323 % |
Vermindering voor gesubsidieerde contractuelen |
16,160 % |
Vermindering voor huispersoneel |
0,010 % |
Vermindering voor onthaalouders |
1,219 % |
Vermindering voor kunstenaars |
0,766 % |
Vermindering voor vaste werknemers in de horecasector |
1,422 % |
Vermindering voor werknemers-'mentors' |
0,647 % |
Vermindering In het kader van de 'plusplannen' |
27,313 % |
Vermindering in geval van collectieve arbeidsduurvermindering en herverdeling van arbeid |
2,519 % |
Vermindering voor vervangers in de openbare sector |
0,168 % |
Van alle doelgroepverminderingen kent die voor oudere werknemers het meeste succes. Op een marginale uitzondering eigen aan het Vlaamse Gewest na, vloeit deze vermindering namelijk voort uit de tewerkstelling van oudere werknemers en niet uit hun wedertewerkstelling. Over het algemeen is er daarbij geen andere voorwaarde dan het bedrag van het loon, waarvan het hoogste bedrag aan het dalen of aan het stabiliseren is.
De vermindering voor ‘Plan Plus’ of ‘eerste aanwervingen’ blijft succesvol dankzij de uitbreiding ervan in 1 januari 2016.
Het aandeel van de verminderingen aangevraagd voor de indienstneming van ondergeschoolde jongeren is vijf keer kleiner dan het aandeel van de aanvragen voor oudere werknemers.
Opvallend is ook dat het succes van de vermindering voor mentors gering is. Toch nemen we hier een voortdurend stijgende tendens waar.
Van de specifieke verminderingen die in 2014 in de doelgroepverminderingen geïntegreerd zijn, heeft de vermindering voor de tewerkstelling van gesubsidieerde contractuelen het meeste succes.
Aandeel van de soorten verminderingen in de aangevraagde bedragen en aandeel van de verschillende doelgroepverminderingen
De volgende grafiek en tabel tonen voor 2021 het aandeel van de grote types bijdrageverminderingen dat van de doelgroepverminderingen in de aangevraagde bedragen.
Aandeel grote types van bijdrageverminderingen in aangevraagde bedragen voor 2021 (bedragen in duizenden
euro's)
Type bijdragevermindering |
Bedrag |
Structurele vermindering |
1.442.941 |
Doelgroepverminderingen overgeheveld naar de gewesten vanaf 2015 |
1.194.047 |
Vermindering van de werknemersbijdragen met versterking van de koopkracht |
1.049.468 |
Federale doelgroepverminderingen |
595.026 |
Specifieke verminderingen van werknemers- en werkgeversbijdragen |
71.859 |
Aandeel doelgroepverminderingen in bedragen voor 2021 (in duizenden euro’s)
Type bijdragevermindering |
Bedrag |
Vermindering voor oudere werknemers (32,33%) |
578.339 |
Vermindering bij aanwerving van langdurig werkzoekenden (1,10%) |
19.737 |
Vermindering bij wedertewerkstelling van met herstructurering geconfronteerde werklozen (0,00%) |
4 |
Vermindering bij de aanwerving of de tewerkstelling van jonge werknemers (2,55%) |
45.694 |
Vermindering voor gesubsidieerde contractuelen (28,51%) |
510.021 |
Vermindering voor huispersoneel (0,01%) |
139 |
Vermindering voor onthaalouders (0,77%) |
13.765
|
Vermindering voor kunstenaars (0,41%) |
7.330 |
Vermindering voor vaste werknemers in de horecasector (0,63%) |
11.254 |
Vermindering voor werknemers-'mentors' (0,43%) |
7.764 |
Vermindering In het kader van de 'plusplannen' (32,06%) |
573.665 |
Vermindering in geval van collectieve arbeidsduurvermindering en herverdeling van arbeid (0,83%) |
14.917 |
Vermindering voor vervangers in de openbare sector (0,36%) |
6.433 |
Financieel gezien (en ook op grond van het aantal betrokken personen, maar die gegevens komen hier niet aan bod) blijft de structurele vermindering zeer belangrijk.
Bij de doelgroepen is het verschil tussen het aandeel in betrokken personen en het aandeel in aangevraagde bedragen het grootst voor de vermindering voor de gesubsidieerde contractuelen. Deze vermindering bestaat immers uit de volledige vrijstelling van basiswerkgeversbijdragen, na aftrek van het bedrag van de structurele vermindering in de gevallen waar deze laatste kan worden toegepast. Dat is overigens niet het geval voor de grote meerderheid van de publieke sector.
Voor de andere verminderingen geldt dat hoe hoger het gemiddelde bedrag per persoon is, hoe groter het financiële gewicht van elke vermindering is in verhouding tot het gewicht van de betrokken personen.
Betrokken werknemers en aangevraagde bedragen voor de structurele vermindering
De volgende grafieken tonen hoe het aantal betrokken werknemers en de aangevraagde bedragen voor de structurele vermindering zich in de afgelopen jaren hebben ontwikkeld.
Arbeidsvolume in VTE waarvoor een structurele vermindering werd aangevraagd
|
Arbeidsvolume |
2019/1 |
1.486.265 |
2019/2 |
1.522.686 |
2019/3 |
1.508.677 |
2019/4 |
1.075.934 |
2020/1 |
1.386.045 |
2020/2 |
1.173.238 |
2020/3 |
1.450.192 |
2020/4 |
996.298 |
2021/1 |
1.343.470 |
2021/2 |
1.415.067 |
2021/3 |
1.479.581 |
2021/4 |
1.100.259 |
Aangevraagde bedragen voor de structurele vermindering
|
Bedrag (in duizend €) |
2019/1 |
397.888 |
2019/2 |
416.937 |
2019/3 |
420.510 |
2019/4 |
237.445 |
2020/1 |
371.988 |
2020/2 |
306.844 |
2020/3 |
406.373 |
2020/4 |
223.449 |
2021/1 |
364.960 |
2021/2 |
395.661 |
2021/3 |
418.049 |
2021/4 |
264.270 |
In het eerste kwartaal van 2018 is het arbeidsvolume van de werknemers die voor deze vermindering in aanmerking kwamen, aanzienlijk gedaald. Dit is het gevolg van de daling van het percentage van de werkgeversbijdragen, dat dus geleid heeft tot een daling van het toegekend bedrag van de bijdragevermindering.
De aangevraagde bedragen namen in het algemeen toe als gevolg van het economische herstel.