Ga onmiddellijk naar de inhoud

Tewerkstellingsgegevens

Waaruit bestaan de tewerkstellingsgegevens?

Uit de trimestriële DmfA-aangifte kunnen we enkele interessante sociaaleconomische gegevens filteren. De belangrijkste daarvan vindt u in de rubriek 'Tewerkstellingsstatistieken' van de RSZ-website .

Een van de spilgegevens van deze sociaaleconomische informatie zijn de gegevens over loontrekkende arbeid. Zij worden op twee manieren weergegeven:

Op de website komen de volgende drie facetten van werkgelegenheid aan bod:

  • het aantal arbeidsplaatsen op het einde van het kwartaal;
  • het aantal werknemers tewerkgesteld op het einde van het kwartaal (dat krijgen we door de hoofdbetrekking van een werknemer die gelijktijdig door meerdere werkgevers wordt tewerkgesteld, te behouden);
  • het arbeidsvolume uitgedrukt in voltijdse equivalenten (VTE) van de werknemers die in de loop van het kwartaal werden tewerkgesteld.

Er zijn ook bijkomende gegevens te verkrijgen over ‘niet-reguliere’ tewerkstelling (uitzendarbeid, occasionele arbeid, flexi-jobs) of de tewerkstelling van studenten die niet onderworpen zijn aan de sociale zekerheid voor werknemers, maar wel aan een bijzondere solidariteitsbijdrage.

Tewerkstelling in 2023

De gegevens voor 2023 en vroeger houden rekening met de informatie over werknemers die bij de lokale overheidsdiensten worden tewerkgesteld. Vóór 31 december 2016 vielen zij onder de bevoegdheid van de DIBISS.

De volgende grafiek toont de evolutie van de tewerkstelling in de afgelopen drie jaar (gegevens van de snelle ramingen voor het laatste kwartaal 2023/4, geconsolideerde gegevens voor de vroegere kwartalen).

Evolutie van de tewerkstelling
Arbeidsplaatsen op het einde van het kwartaal Tewerkgestelde personen op het einde van het kwartaal Arbeidsvolume gegenereerd door alle werknemers samen
2021/1 4.097.656 3.998.510 3.184.915,6
2021/2 4.144.078 4.023.442 3.271.840,3
2021/3 4.181.131 4.053.291 3.276.641,3
2021/4 4.152.172 4.040.448 3.383.408,7
2022/1 4.223.575 4.086.676 3.368.562,2
2022/2 4.236.436 4.093.489 3.410.817,7
2022/3 4.254.189 4.113.172 3.355.753,9
2022/4 4.222.239 4.092.255 3.456.397
2023/1 4.261.462 4.120.697 3.407.360,1
2023/2 4.269.882 4.121.938 3.445.144,2
2023/3 4.275.468 4.127.663 3.374.733,5
2023/4 4.245.000 4.108.000 3.461.000

De coronacrisis en de arbeidsmarkt

De gehele of gedeeltelijke sluiting van ondernemingen laat zich in hoofdzaak op twee manieren voelen op de arbeidsmarkt: enerzijds de tijdelijke werkloosheid en anderzijds het stoppen of niet vernieuwen van tijdelijke contracten. Deze twee fenomenen hebben elk hun effect op de cijfers.

In het geval van tijdelijke werkloosheid blijft er een band bestaan tussen de werknemer en de werkgever, maar worden er geen of slechts gedeeltelijke prestaties geleverd. Dat leidt tot een onmiddellijke daling van het arbeidsvolume in voltijdse equivalenten.

Het stopzetten of niet vernieuwen van tijdelijke contracten leidt tot een onmiddellijke vermindering van het aantal beschikbare arbeidsplaatsen. Dit vooral in die sectoren waar men veel gebruik maakt van tijdelijke contracten (interimsector, horeca ...). Maar, omdat het hier vaak om bijkomende tewerkstelling gaat, is de daling van het aantal werknemers hier minder uitgesproken. Ook de daling in het arbeidsvolume is eerder beperkt voor deze tewerkstelling.

De gegevens tonen aan dat de tewerkstelling tot 2019 een stijgende trend volgde. Daarbij gaat het over zowel de arbeidsplaatsen, het aantal tewerkgestelde personen, als het arbeidsvolume. 2021 wordt nog gekenmerkt door de coronacrisis maar we stellen wel een verhoging van de tewerkstelling vast, zowel op het vlak van arbeidsvolume (in VTE) als het aantal tewerkstelde personen en het aantal arbeidsplaatsen.

Raadpleeg de gedetailleerde cijfers op de pagina Snelle ramingen van de tewerkstelling van de RSZ-website . Ze duiden, voor de afgelopen 3 jaren op:

  • een stabilisering van de voltijdse tewerkstelling, maar een toename van het belang van uitzend-, seizoens- en occasionele arbeid;
  • een tamelijk stabiele proportie tussen mannen en vrouwen (ongeveer 55% - 45%);
  • een lichte daling in 2023 in vergelijking met 2022 van de tewerkstelling in de industrie en de bouw;
  • een toename van de tewerkstelling in de commerciële dienstverlening ondanks een forse daling in de uitzendsector;
  • een verhoging van de tewerkstelling in de niet-commerciële dienstensector, vooral de diensten aan personen, met een bijna voortdurende toename van de tewerkstelling met dienstencheques, hoewel er sprake kan zijn van een vorm van afkoeling;
  • een stagnatie van de tewerkstelling in de openbare administratie met contrasterende bewegingen (inkrimping bij de federale openbare diensten tegenover stijging bij de lokale overheidsdiensten).